Leermeesters zijn belangrijk. In een column in
NRC Handelsblad memoreert Coen Teulings hoe prachtig hij de colleges van
hoogleraar J. Klant
vond. Deze hadden betrekking op de geschiedenis van het economisch denken, maar
Klant ging ook in op de grondslagen van de sociale wetenschappen, waar hij de
economie kennelijk toe rekende. Hij beklemtoonde de fundamentele verschillen
met de natuurwetenschappen, met als belangrijkste de tegenstelling tussen
determinisme en vrije wil. Mensen kiezen zelf hun weg en dwarsbomen daardoor de
ambitie van sommige economen, sociologen en psychologen om gedrag te
voorspellen.
Die tijd is voorbij, aldus Teulings: de kloof tussen natuurwetenschappen en
sociale wetenschappen is gedicht, ‘het gevolg van vijfendertig jaar
wetenschappelijke vooruitgang’. Op dat punt aangekomen dacht ik: daar gaan we
weer, Teulings gaat vast beweren dat de sociale wetenschappen tegenwoordig net
zo goed kunnen voorspellen als de natuurwetenschappen, omdat ze zich meer
hebben geconformeerd aan de natuurwetenschappelijke methodologie.
Maar nee, de kloof is gedicht doordat in de natuurwetenschappen steeds
duidelijker is geworden dat voorspellen ook daar niet altijd goed mogelijk is,
aldus Teulings. De voorbeelden die hij noemt zijn de chaostheorie, de meteorologie
(de vlinder van Lorenz), de consilience van
Edward Wilson, en de biologie. Deze wetenschapsgebieden zijn bij uitstek
relevant voor de sociale wetenschappen, doordat ze zowel wetmatigheden als
toevalligheden mee in beschouwing nemen. Het ontstaan en de verdere ontwikkeling
van homo sapiens is een evolutionair
en historisch proces dat zich niet liet voorspellen.
Een mooi betoog, maar Teulings had toch wat beter naar zijn leermeester
moeten luisteren. Hij schrijft in zijn column: de mens is ‘niet meer dan één soort onder
duizenden andere. Geen van onze eigenschappen blijkt uniek. Slechts een
gelukkige combinatie ervan heeft ons (…) in staat gesteld de heerschappij over
dit ondermaanse te verwerven.’ We kunnen natuurlijk twisten over wat je moet
verstaan onder ‘eigenschappen’, maar mij lijkt het gegeven dat mensen kunnen
lezen, schrijven en rekenen en in staat zijn wetenschappelijke kennis te
verwerven, toch wel uniek.
Als we dat accepteren, stelt het bestuderen van de mens (inclusief alles wat
hij heeft voortgebracht en voortbrengt) toch andere eisen dan het bestuderen
van de niet-menselijke natuur. De
befaamde natuurkundige Steven Weinberg schreef ooit: ‘We don’t study elementary
particles because they are intrinsically interesting, like people. They are not
– if you have seen one electron, you have seen them all.’
Eigenlijk beseft Teulings
dat ook wel. Niet voor niets vraagt hij in zijn slotalinea naar de
herkomst van ons bewustzijn, onze emoties en ons normbesef: ‘Wat is de
evolutionaire rol van schoonheid en kunst?’ Het is een echo van de vragen die
Teulings decennia terug door zijn leermeester Joop Klant kreeg voorgeschoteld. Dat
we de antwoorden nog niet hebben is geen schande, maar ook geen reden overhaast
te besluiten dat de eenheid van de wetenschappen bereikt is.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenNou, toch heeft T meer gelijk dan jij hem geeft, Ruud!
BeantwoordenVerwijderen