dinsdag 1 april 2014

Ouderdag

Er zijn dingen die moeten en dingen waarvoor je gevraagd wordt - en waarbij je eigenlijk geen nee kunt zeggen. Ieder jaar is er een kennismakingsdag voor ouders van eerstejaarsstudenten, geroganiseerd door de StudentenGroep Sociale Wetenschappen (SGS). Die ouders kunnen dan de sfeer proeven op de faculteit. Ze krijgen een toespraakje van de decaan en een studentbestuurslid, wonen een college bij, nemen deel aan een werkgroep, en worden tussendoor en na afloop gevoed en gelaafd. Ook is er een 'verrassingsquiz'.

Ja, waarom moet zoiets eigenlijk, vraag je je als oudere docent af: in onze tijd probeerden we onze ouders zo ver mogelijk uit de buurt van ons studentenleven te houden. Pottenkijkers niet gewenst, maar de SGS heeft een heuse Ouderdagcommissie 'om voor u een overgetelijke dag op de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht te organiseren'. Eigenlijk toch wel weer aardig van ze, en het is dan wel heel flauw om hier als docent je neus voor op te halen, voorals als je bedenkt dat die ouders ook hun vrije tijd opofferen om in de facultaire keuken te komen kijken.

Wie zijn die ouders? Voor het merendeel mensen die in de dienst- en zorgverlenende sector werken, zo was mijn indruk bij de voorstelrondjes. Relatief weinig academici ook, maar dat is ongetwijfeld een selectie-effect: wie zelf gestudeerd heeft weet wel hoe het er op een universiteit aan toe gaat. Voor de eerste groep had ik het 'Grunberg-experiment' als casus genomen: Arnon Grunberg zit met een elektronische badmuts op aan een roman te werken. Leren de variaties in zijn hersenprocessen ons iets over zijn creativiteit? Een deel van de ouders meende dat als er 'neuro' aan te pas kwam het wel in orde zou zijn. Anderen waren sceptischer: 'wie betaalt dit onderzoek eigenlijk?' en: 'Is zo'n onderzoek zonder hypothese en bij één persoon eigenlijk wel wetenschappelijk?' Het werd een interessante discussie. Van de cartoon van Jos Collignon hierover had niemand terug.


Bij de tweede groep ging het over burnout: wat is het, hoe komt het, wat kun je eraan doen, en vooral: hoe kun je het te voorkomen? Al heen en weer kaatsend met de groep kon ik uiteindelijk een profiel op het bord zetten: geen psychiatrische ziekte, maar een arbeidsgerelateerde psychische ontregeling die gepaard gaat met chronische vermoeidheid, cynisme over het werk en een sterk afgenomen zelfvertrouwen. Hoewel persoonsgebonden factoren (perfectionisme) een rol spelen, hebben de cultuur op de werkvloer en de kwaliteit van de leidinggevenden meer invloed. Als het halen van targets belangrijker is dan het op peil houden van je human resources blijft het dweilen met de kraan open. Met cognitieve gedragstherapie kom je een heel eind, al is het resultaat soms onverwacht:


Ik vond het een leerzame en aangename interactie. Als de studenten op hun ouders lijken - wat betreft interesse en participatie - komt het wel goed met ze...