‘Sociologie is betweterij’. Niet
Jan Blokker of Karel van het Reve schreef dit, maar de onlangs overleden Johan
Goudsblom, in zijn boek Balans van de sociologie (1974). Het was er zelfs
de openingszin van. Wat bedoelde hij? ‘Sociologen werpen zich op als experts in
een materie waarover iedereen al kennis en opinies bezit: de sociale
werkelijkheid waarin wij leven.’ Die superioriteit moeten sociologen wél
waarmaken en dat proberen zij door onderzoek te doen, met empirische precisie en
bij voorkeur ook vanuit een theoretische systematiek. Wil de ‘betweterij’ van
sociologen enige kans hebben om leken te overtuigen dan kan het onderzoek maar
beter gaan over een vraagstuk dat voor die leken relevant is; ook is het aan te
bevelen dat de uitkomsten hun begrip van dat vraagstuk vergroten. Niet te
specialistisch dus, en met een zekere reikwijdte.
Die laatste norm kan gemakkelijk
misverstaan worden. Reikwijdte duidt bij Goudsblom niet op universele
wetmatigheden, maar juist op oog voor de historische context. Een sociologie
zonder geschiedenis verzandt gemakkelijk in richtingloze feitenverzamelingen of
betekenisloze woordenkraam als: ‘sociale controle is het geheel van factoren dat
bepaalde evenwichtstoestanden in een systeem handhaaft of herstelt’. In dit
type sociologie gaat het om relaties tussen variabelen, niet die tussen mensen
in een specifieke samenleving. Het levert bovendien kreupel proza op, dat niet zozeer
onjuist is als wel ‘vervelend en lelijk’, aldus Goudsblom.
Geen sociologie zonder geschiedenis
dus, maar ook geen geschiedenis zonder sociologie; om de geschiedschrijving
richting te geven is een zekere theoretische systematiek nodig. Goudsblom
ontleende die aan het werk van Norbert Elias, die met de publicatie in 1939 van
Über den Prozess der Zivilisation een exemplarisch historisch-sociologisch
werk afleverde. Het uitgangspunt hier is dat mensen door en door sociale wezens
zijn, die gezamenlijk kleinere en grotere samenlevingsverbanden creëren, die op
hun beurt weer de levens van mensen beïnvloeden. Die ‘sociale figuraties’ zijn
voortdurend in ontwikkeling, op kortere en langere termijn, als gevolg van het
handelen van mensen in die samenlevingsverbanden.
Het zal voor iedereen duidelijk
zijn dat het eigenlijke sociologische werk dan nog moet beginnen. De begrippen
uit deze figuratiesociologie hebben daarbij een licht-structurerende en
attenderende functie. Ze gidsen ook de wijze van (be)schrijven. Er is niet
zoiets als een verzameling maatschappelijke structuren die buiten mensen om
allerlei invloeden op hen uitoefenen. Vanzelfsprekendheden, gewoontes, rituelen,
enz. zijn door mensen gecreëerd en worden door mensen in de loop van de tijd
veranderd. Dat die mensen zich daarvan niet altijd bewust zijn is begrijpelijk,
maar biedt de sociologen tegelijkertijd alle ruimte voor onderzoek én de kans om
op verantwoorde wijze ‘betweter’ te zijn. Maar als zij daarbij de oorsprong van
die sociale figuraties vergeten schieten ze tekort in empirische precisie en
verzanden ze gemakkelijk in het beschrijven van anonieme processen in
samenlevingen die van ieder menselijk leven en handelen zijn ontdaan.
Van Goudsblom moet je concreet en
precies schrijven, en hij heeft zelf zijn werkzame leven lang geprobeerd hierin
het goede voorbeeld te geven. Het houdt aandacht voor nuance en detail in, en
voor het gebruik van passende voorbeelden. Je wilt namelijk ook dat je tekst
interesse wekt en gelezen wordt. Je moet dus je taal zodanig beheersen dat je
er voldoende mee kunt ‘spelen’; variatie houdt de aandacht vast. Het gaat
daarbij niet om mooischrijverij, nauwkeurigheid blijft het devies. Sociologen
(en niet alleen zij) moeten met taal even zorgvuldig omgaan als met cijfers;
semantiek is minstens zo belangrijk als statistiek.
Goudsblom heeft in 2016 het eerste
deel van zijn eigen geschiedenis geboekstaafd in Geleerd. Memoires 1932-1968,
lopend van zijn geboortejaar tot het jaar dat hij werd benoemd tot
hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Je ziet daarin de
schrijver-historicus-socioloog met de nodige zelfreflectie tot wasdom komen. Het
is te hopen dat hij zo veel van het tweede deel van zijn leven heeft
opgeschreven dat zijn intellectuele erfgenamen ook het vervolg van deze
memoires kunnen publiceren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten